De zwanen gleden sierlijk in bedrieg'lijk kalme spiegeling zachte rimpeling waar ze varen als zuiver beeld voor later zo te zijn als water de wind uit alle streken leeft om huid te raken onzichtbaar leven verschuilt komt en neemt weer mee zo te zijn als de wind nergens thuis en nooit alleen bestemming van een boom die tot zwijgen stilstaan brengt in haar seizoenen tijd onderkent van weinig woorden maar tot het hart in haar nerven gesleten droomt zij van de tijd zo te zijn als boom tijdloos en vergeten in de ondergaande zon werden takken roodgloeiend van licht dat brandt, de roep uit de verte onder het burlen van de herten kom tot ons, zo te zijn in waarachtig verstaan verlangen naar de andere kant niet des mens maar van de natuur te zijn.