Ja en nee
nee en ja.
Hij had een wijngaard
en twee zonen
Hij vroeg hen :help mij in de gaard
te wieden, cleanen
die te beheren
dat is mijn wijngaard toch wel waard.
De oudste zoon
geen enk’le twijfel
het ja vloeide ,haast zonder denken, snel
uit zijn mond
dienen wilde hij wel
het voelde niet echt als bevel.
De tweede zoon
heeft bot geweigerd
dat doe ik niet, mij te benauwd
Vader was blij
met deze eerste
waarop Hij zeker had vertrouwd.
Doch die ja zei
is niet gekomen
de nee-zegger die kreeg berouw
was wel berreid
zijn handen uit te steken
toonde zo onverwachte trouw.
Zo velen zeiden ja
grootse beloften
doch ’t ja vervloog als hete stoom.
Zij deden ’t niet
hun ja was al versleten
als was het een vergeten droom.
th