het gras groeit hier niet meer egaal,
aan de palen, ter aarde gestampt,
hangt een slappe waslijn
touwtje te draaien in de wind
de houtenmuur die als aanzet diende
tot tuinhuisje is opgetuigd met
een lelijk kijkend Afrikaantje en
twee roestige zwaarden, ooit op
marktplaats op de kop getikt
wat hangpotten voor de sier
die sinds jaar en dag zonder planten
regen dan weer zon vangen
en het kiezelpaadje, triest plaatje,
mist wat vlonders; haar worteldoek
aangevreten biedt onkruid perspectief
hier en daar een paardenbloem die
tussen distel en steen naar de zon opklimt
en ik, ik word niet langer boos
bij dit aanzicht, het staat niet meer
symbool voor de mislukte droom
ik ben de tuin ontgroeit en laat het wild, het wild
in herinnering
ik begin gewoon opnieuw