De kamer toont in grootte
meer dan mij alleen
haar muren zwijgen fors in
alle talen
één voor één laat ik ze naar
beneden halen
de ruimte vult zich klinkend los
van steen
het gruis verstoft hetgeen
het woord bewust liet dwalen
de trap kreunt rond de
zwaarte van mijn stappen
waar ik het puin zichzelf
laat dragen
is het kijken onomkeerbaar
terug gewend
een deur verheft zich in de
treden
het heeft de noodzaak van een
tocht geleden
het donker kruipt als schaduw
langs me heen
een lamp verstoort het rood
verlichte tikken
de laatste stoel rond nakend
nog wat hoeken af
verdelend heers ik over al
mijn kleren
geen ogen die vertrouwd de
lust fixeren
mijn bed is kil beslagen in
een fluisterdicht sereen
het is in grootte veel te
koud voor mij alleen