Aan de kade in december
zit een jongen te staren naar de woeste zee
blaast de wind zand in zijn ogen
en neemt zijn verborgen tranen mee
staat hij op en betreedt het zachte zand
de wind blaast in zijn zij
stap voor stap
komt hij dichter-bij
staat hij voor het kolkende water
in opperste concentratie
weerstaat hij de wind,
de kou en de pijnlijke confrontatie
draait hij zich langzaam om zijn eigen as
stapt hij weg
en is niet opgeslokt in wat was
achter hem buldert de woeste zee
en stroomt hij tevreden de wereld weer in
met de wind en losse zandkorrels mee