De stilte ligt als een deken
op het roerloze oppervlak van het water.
Krekels tjirpen,
en terwijl de maan haar spiegel,
iets langgerekt, laat rillen,
denk ik alleen aan jou.
De nacht, ze huilt,
en legt haar tranen neer als dauw.
Ik adem vol en proef de zware lucht.
Het vreedse leven lijkt nog dieper,
in mijn pijn te zijn gevlucht.
Scherven, het zijn slechts scherven,
van een onafwendbaar,
donker beeld.
Het is de weemoed,
die hier mijn stemming steelt,
de maan, die toch,
in deernis met me lacht.
Mijn lieve zus,
mijn jeugd,
vriendin,
rust,
in ons,
maar zacht..
-
Ter herinnering aan mijn destijds
te vroeg overleden zus.