Als de nacht maanloos is
liefst als het regent
rij ik de lange weg
en sluip ongemerkt
je voortuin in,
op de drempel
van de voordeur
ga ik zitten,
wachten en waken
om dicht bij jou te zijn.
Ik steun mijn hoofd tegen de deur
en luister versteend
naar de nachtelijke stilte
in het huis.
Soms
weet ik niet eens zeker
of je er wel bent.
De ogen gesperd
staar ik in nacht en regen
en laat mijn tranen
verwaaien in de wind.
Voor het licht wordt
in de vroege ochtend
slenter ik verkleumd
en ongezien
naar de wagen
en rij de lange weg terug
te zielig om de motor aan te jagen
en op de betonnen pijler
van een brug
te pletter
te rijden.