Uit De manke jager 82
Het gegist water
Elkaar ontlopen, de
vrouwen verzorgden hem
als iemand die terug was
gekomen. Het wonderlijke.
Want men kwam niet
terug van weggeweest.
Men kwam alleen maar
bij geboorte.
Uit een vrouw haar
schoot, zij maakte de
mensen. Die bleven tot hun
ogen niet meer blonken.
Ze waren dan weg,
en bleven weg en zouden
nooit meer (terug)komen. Uit
het oog, weg was weg!
Maar nu was hij
daar weer, en lag aan bij
het vuur en orakelde als nooit
tevoren. Iedereen luisterde.
Want teruggekomen,
visioenen gezien. Hij zou
zelfs de jacht niet meer nodig
laten zijn, anders maken.
Tot niets gemaakt,
het tamme schaap. De
jager voelde zich belaagd en
nam wraak. Opgehitst. De jacht!
De vrouw werd terug-
gevraagd. De manke jager,
jagen kon niet meer. De laatste
had rechten. Ik eerst!
Bezopen door het
gegist water viel hij de
manke jager aan. De steen kwam
op z'n eigen hoofd terecht.
Geen licht meer in
z'n ogen, was hij weg-
gegaan.? Zou dit sterven zijn,
ons begrip te boven?
De twee ontfermden zich over elkaar. De
visioenen hadden de jager wijzer gemaakt.