Vergezicht.
Zacht fluistert branding
op de strandbank
het onbewolkte hemelsblauw
weerkaatst op
’t rimpelloze water
door zonkracht voelbaar lauw.
Wat strandlopers
drieteen, kanoeten
foerageren in dit grensgebied
van ’t gele zand
’t bewegend water
wat zo de zee te bieden liet.
Ver aan de einder
koerst een stipje
een vrachtboot die de haven zoekt
de loodsafhaler
koerst naar buiten
de loods is voor zo straks geboekt.
Hier op de vlakte
waar de zee bruist
hangt er dat weidse vergezicht
waarin de meeuwen
spelend wieg’len
waar ’t achterland zich heeft verdicht.
th