Gras en stro
Steen en kwetsbaar vlees
Licht dat genadeloos, zacht of stralend gaat liggen op je handen, de zee, de lantaarnpaal vlak naast je
Een bries die haren optilt in een patroon dat niet past bij door machines opgepoetste beelden
Het zilt van tranen, van zweet, waarin je proeft of er liefde is gekomen of weggaat
Het verglijden van tijd, dat je bijna kunt vastgrijpen, kijkend naar de reis die begint en eindigt bij de weg voor je huis
Rimpels en deuken in huid die hoe graag je het ook gelooft nooit onaantastbaar zal blijken te zijn
Een glimlach omringd door lijnen
Hoe vaak de kenmerken van schoonheid ook gedicteerd worden
Weinig is mooier, is echter dan dat
Wat dit hele rauwe, banale, ontzagwekkende, pijnlijke, prachtige bestaan op zo’n oprechte manier omvat.