Het zand zakt.
Traag,
langs het dunne glas.
Ik hoor het stromen.
Als een door tijd
vertraagde wervelwind.
Verwoestend.
Traag.
Het verwoest de dag
en ook de nacht.
Het knipt de uren
in repen,
die als glassplinters
in mijn hoofd blijven steken.
Ik kijk eens op de klok:
Tik.
Traag.
Zo verwoestend traag.