Dement
Tijd vervaagt de beelden met een niets ontziende doezelaar.
Wie is die man in mijn spiegel? Ik ken hem niet, wat doet hij hier?
Waar is ‘t gezicht achter de verf van het oude schilderij.
Het canvas is besmet de verf vergeeld ze barst en breekt.
Ik raap de schilfers, ik kan die puzzel niet.
Ga door die deur daar moet je zijn, op slot, op slot!
Ik loop door ’t raam, gebrand glas, verharde lak.
Miljoenen scherven raken door elkaar, consternatie!
Graaien, woelen, scharrelen, woede, jij kip zonder kop!
Angst, te laat! Verloren droom waar ging je heen.
Wie is die onbekende vrouw, die steeds weer roept.
“Ik hou van jou!”