Zwoel wentelt ze rond draait zich loom om onder donker hemelbed in de stilte die weerloze vol aarde haar weer vult in 't trage bladerdragen gulzig, gematigde teugen verder stilt lobbig de zee hongerig maansgemoed verspringt 't gulle blauw tenauwernood nacht valt in het turbulente trillen vogelgezang ijl, zacht langzaam langere echo wacht een bomensilhouet zijn als verre vrienden soms zoveel dichterbij stil, niet leeg, volkomen als groter geest uit de fles dit hemels bed ontvouwen wit laken over madelieven met warmte glans omhult geen woord noch zin heeft de droom vast te houden