De tegen de oranje opkomende zon zwaar aangezette stadleeft - gloeit althans een vurige gloed langs de randen
van haar silhouet, waarin geen rechte lijnen overleven.
Erin, door de donkere straten, is het belangrijk
koers te houden, niet zich door de het natuurlijke,
het gebogene, het onvoorspelbare te laten leiden.
We komen altijd waar we zijn als we dat maar doen.
De onderlip tussen de tanden geklemd, bijt niet te hard,
de handen steeds tot vuisten gemaakt, de ogen streng
geopend, niet te ver, dat zou verbazing doen vermoeden,
En de passen afgemeten aan een haalbaar aantal regels!
Laat ons niets aan het toeval overlaten dat we verborgen
kunnen houden, laat ons het zout van redeneringen zijn.
(En ik kijk rond, maar zie je niet ... - helaas)