Een zee omgeeft de wereld van wie eenzaam is. Het is de golvenloze zee van 't einde van de wereld. Haar wateren zijn zwart; haar horizon bestaat niet. Ik teken
de contouren van die zee met een potlood van nevel.
Dan gum ik alle vogels uit boven haar oppervlak. Ik zie ze vluchten voor het vlakgum
in de grotten van het kustland: de geschrokken vogels van de eenzaamheid. 'Het is een ontoegankelijke wereld', zegt
wie eenzaam is. Niets bestaat meer buiten hem, zelfs
niet die witte dageraad die hem verplicht zich te herinneren
dat hij nog leeft. Dan wacht hij totdat het getij zal stijgen,
op die zee zonder getijden, om een besluit te nemen.