Ik zong in de kerk
de handen gevouwen
psalmen en gezangen
devoot mee
een kleinood van jeugd
tot de wind opstak
en ik hoorde van Gods Geest
die over de wateren zwierf
in het allereerste begin.
De mens, de natuur, zijn natuur
sindsdien hoor je zijn stem
met de wind komen woorden mee
over de jaren
je schrijft ze op.
Ineens kan de wind opsteken
en maakt je lichaam leeg en stil
vaak buiten je wil
zo wijst Hij je de weg.
De tekenen zijn er
gelijk elke richting
en is het je te veel
is er chaos die regeert.
En van overal en iedereen te zijn
brengt lijden
nadien de dieprust