[juist de wenende dagen zijn deze niet zachtgespoelde waarin lucht naar winter ruikt een wind achter huizen hurkt; dagen die dagen zouden zijn als ik ze met jou had geleefd] jij leidt me door seringenstruiken over akkers en weiden naar vertes waar klokken luiden in dubbelslag gelouterd, nagalmend versmalt de wijde wereld tot een opeenvolging van velden en ononderbroken brandt een zon achter de stemmen ontvlamt het vuur, wordt intenser, intenser