de hemel ligt versluierd in sterren vonken met stille hoop verweven en wensen ebben weg maar keren steeds terug rakelings tussen nog onvervulde melodieën en mijn woorden heb ik heel langzaam als vondelingen neergelegd in beelden van was met open-gevouwen handen over grenzen dragen ze de flarden mee van emoties tot stil langsheen het herboren verdriet en tranen met wat enkel door het hart is te ontvangen en nog verborgen door onze diepe levens stromen komen ze steeds opnieuw te samen zee en zand ruisen als een sluier achter het transparante beeld van glas nog even zichtbaar makend als door een spiegel met wat alleen in stilte blijft te benoemen het diep voelend verlangen daar zingen hun mamen de onvergeten dromen naar het licht terwijl ze iets van schaduw tekenen in een zilverglans van dons blanke veren als bloemen uit nevels gestrooid over de pas ontwakende golven bloeien herinneringen in zachte zinnen van troost tot een nieuw lied