Door tanend daglicht omzoomd
en van elke tijdszin gespeend.
In blinde nachten gedroomd,
om het verlorene geweend.
Wat in flarden wederkeert
en tot vreugde stemt.
Iets heeft de ziel bezeerd,
wat, blijft onbekend.
Onder de blote hemel van overmacht,
dringt een onafwendbaar besef in.
Het is de nacht
van een einde zonder begin.