Cirkels.
Groot, klein.
Oneindig reflecterend,
stralend, kloppend en pulserend,
met hun draden,
zo ragfijn.
Cirkels.
Ze kruipen,
draaien, vliegen,
wegen door en in de tijd.
ze raken in de randen,
kleuren in elkaars verlangen,
lichtten in de ander,
zonder vorm,
of kennis van respijt.
Vrij.
Zoals het lot.
Zoals de zomerzachte klanken,
van een in zichzelf gekeerd,
en spelende fagot.
Cirkels.
Kozend, strelend,
oneindig reflecterend,
kruipend in elkaar.
Cirkels.
Zoals die,
van jou,
en mij..
-