De halfvoltooide nieuwbouw
de aanleg van de wegen
kom ik in de ochtendkou
langzaam vorderend tegen
Lijn dertig, dan de sneltram
waarmee ik tot het eindpunt rijd
‘t geluid waar ik aan gewend ben
niet dat ik verrassingen altijd mijd
Ik lees een boek of doezel weg
liefst kom ik geen bekende tegen
tegen wie ik meer dan gedag zeg
langs het water loop ik in de regen