Een menselijke maaltijd lijkt niet te kunnen
zonder dat er eerst veel leed voor geschied.
Onze behoefte aan eiwitten in keurige parten
gesneden verhullen een dierlijk verdriet.
Vleeseters willen niet missen van wat zij
voor een evenwichtige maaltijd als noodzakelijk
zien. Geen gerecht is volwaardig als de kok
niet eerst de slager heeft gezien.
Sucadelapjes en koteletten, karbonaden
en biefstuk van de haas; de vleeseter zal
ook de vis en de kip niet schuwen en vindt
de vegetarische mens maar een ultieme dwaas.
Vleesvervangers van soja-origine kunnen evenmin
hun goedkeuring doorstaan. Met een gekookt
of een gebakken ei willen zij nog wel eens compenseren
wat zij zichzelf op andere dagen niet toestaan.
Het huwelijk tussen de vleeseter en de vegetarische
mens is nog niet vertrouwd met de vervulbare wens
dat er voor de totstandkoming van gerechten ook
gerechtigheid dient te bestaan; die zich er
rekenschap van geeft dat er naast het recht op eten
ook dierenrechten bestaan.