Te vrede.
Zo opeens zie ik het in,
wat een sukkel ik ben geweest.
Opeens hebben beelden zin,
verreiken ze de geest
Toonde leven mij een nieuwe insteek,
hoe het eigenlijk zou moeten zijn.
Geef ik mezelf een keer een preek,
als een hondje zijn is niet fijn.
Leuk dat ik het nu wel op merk,
waarschijnlijk omdat er geen wolken meer zijn.
Geloof ik in de woorden die men hoort in een kerk,
Bereiken simpelle dingen opeens wel mijn brein.
Nu weet ik ook hoe het moet zijn geweest,
voor haar al die tijd.
Was ik als maar het volgende zonder een feest,
kom ik nu te denken, heb berouw toon bijdeze mijn spijt.
Als maar praten over sterker worden,
over het vertrouwen in,
over geloven in,
maar des ondanks, bewees ik zelf het tegen deel.
Hoe stom was ik,
Het woordelijk vertellen,
maar het zelf niet eens weten,
wat nu bij mij en rinkel doet bellen.
Goede morgen na lange tijd.
Geraak ik de dromen niet kwijt,
Geloof ik erin dus moet ik dat ook tonen,
zonder er zelf dagelijks achteraan te gaan.
Sukkel is mijn bijnaam,
doe jou en mijzelf er mee pijn.
Zo hoort liefde niet te zijn.
Ik vertrouw erop dat het goed komt.
Dus moet ik het ook een plaatsje kunnen geven,
en er in geloven dat het vanzelf wel komt.
Als het zo moet zijn,
zoals mijn dromen mij vertellen.
Ik snap het nu,
zeg maar eindelijk eigenlijk.
Enige wat ik nog wel zeggen,
is dat het mijn spijt van het wantrouwen.
Vertrouwen is zo vaak in elkaar geschopt,
kroop ik weer weg achter van alles en nog wat.
Maar kruip nu niet weg,
ik geloof er echt in.
Dus het laatste wat ik er over zeg,
leven, god, liefde waar ik in geloof,
laat maar zien dat het zo moet zijn,
zoals de dromen vertellen.
Laat mensen die belangrijk zijn in mijn leven,
maar op mijn pad komen,
Ik moet niet het pad van een ander willen belopen,
maar naar mijn eigen doen en laten en doelen streven.
Werk, geld, huisje, carriere,
En wat op mijn pad komt en blijft,
dat is dan mooi mee genomen.
Sorry dat ik zo achtelijk was.
Ik laat je met rust,
en als je me mist,
ben er altijd voor je,
En zal altijd in ons blijven geloven.
Ik zie wel wanneer de dag daar is,
dat je naar mij toe komt gelopen,
dat je mij verteld wat je mist,
En dat we samen verder kunnen dromen.
Weet dat ik aan je zal denken,
weet dat ik van je zal houden,
weet dat ik om je zal geven,
weet dat ik niets anders wil dan samen leven.
Maar achter je aanlopen heeft geen zin,
start ik steeds weer bij het begin,
bewandel me eigen weg in het heden,
kan ik hopelijke in de toekomst tegen je zeggen,
Ik ben nu echt te vrede.