Het ego van een kunstenaar was torenhoog
en de honger was altijd groot
vandaar dat hij zijn muze sleets met anderen bedroog
voor brood bevestiging naam en faam
zij gul van geld en hart noemde hem
vertederd wat losbandig
welopgevoed en uit de hoogte geworden
voor zijn ongebreidelde lust zijn onrust
was zij toch wat al te verstandig.