Ik ben de eenzame boom in het heideveld.
De boom waar de uitgeputte mens tegen leunt.
Waar men onder schuilt bij stromende regen.
De boom waar verliefde mensen hun namen samen in krassen.
Mensen zijn op deze boom gesteld.
Maar ik struikel zelf altijd over de wortels van deze boom.
Ik ben de eenzame boom in de wei.
De boom waaronder mensen genieten van de schaduw.
Waar mensen de vruchten van plukten en van genoten.
De boom waar vermoeide mensen onder konden slapen.
Bij deze boom was iedereen vrij.
Maar ik ontving alleen splinters van deze boom.
Ik ben de eenzame boom op hoge steenrots.
De boom die men gebruikt als herkenningspunt als hij verdwaalt is.
Waar mensen takken af halen voor vuur om zich te verwarmen.
De boom aan wiens takken mensen zich ophijsen als zij waren gevallen.
Op deze boom ben ik trots.
Maar ooit wordt deze boom mijn einde.
Of ik uit hoogste takken val en mijn trotse nek breek,
Of er een van de takken tijdens storm op me valt.
Of ik rijd er met een rotvaart tegen aan,
Of ik hang aan een van zijn takken.
Geen van deze opties onwaarschijnlijk toen ik ze bekeek.
Maar deze boom bloeit vandaag de dag nog.