Madelief en paardenbloemen
sieren gezusterlijk het veld
soezen in zonderling groen
spreiden zij lustig 't gele hart
naast elkaar, dit verstild gebaar
de maaier maait, tot overmaat
in wat is goed en wat is kwaad
tomeloze vreugde, het verdriet
wat een mens onderhuids ziet
vlagen, striemen, ontkiemen, uitvegen
droomwonder ondoorgrondelijke wegen
van blond gekrulde pup, ligt er uitgeteld
na spelen, robbedoezen, uitzinnig delen
schittert zon in een postzegelbestaan
fragment van binnen naar buiten
en andersom, in lichtdonker gaan
vleermuizen zwermen, sonargeleid
welopgevoede huizen 't gordijn sluiten
afschermen voor denkbeeldig buiten
ondergronds zullen dromen zoemen
weeral bevallig vallen als madelieven
dragen vrucht als slierten goudenregen
het reizende weet de droom halverwege