Op wandel De weilanden staan groen De zon schijnt de bloemen op Alles heeft een frisse kleur Dauw heeft zopas gewassen Een man op wandel, blij Hij wou door de wei oversteken Scheurde zijn broek aan de prikkeldraad Keek loerend rond, niemand gemerkt Of toch ginds lag iemand in een deuk Er stonden mensen rond Ze wezen naar hem en babbelden De wandelaar zag meteen het bloed Wat is er gebeurd vroeg hij Hij is over de draad gekropen Bleef hangen en scheurde zijn broek Het was diep, de wandelaar, slikte Ela