wanneer in stilte herinneringen opdagen
als getuigen voor al mijn daden
voel ik de drang mezelf te geselen
daar de gebreken voor zich spreken
trivialiteit heeft hoogtij gevierd
prioriteiten werden verkeerd gesteld
wat de dag bracht, daar sliep ik in de nacht
richting de miserie toegesneld
aan de nagelranden van de wereld
in de kluwen van de hardvochtige despoot
begon de beproeving van het geweten
het prijskaartje aan het brood
in mij schreeuwde de woede
van hongerige leeuwen, groots
verblindde de liefde die in het hart woonde
eet of gegeten worden, werd ik meedogenloos
het monster domineerde vol schik, een poos
totdat het zijn gelijke in de spiegel trof
wat de blik blootstelde; het eelt op de ziel
en hoe het lijf vergaat tot stof
ik weet niet of het wroeging was
of de angst voor de krapte in het graf
alles kwam als een boemerang op mij af