Ruimte
Het was op een van die warme nachten in de zomer
waarbij de warmte nog zwaar in het huis hing,
de slaap maar niet wilde komen
en ik smachtend naar koelte naar het raam toe ging.
Ik opende het venster en genoot van de koelte,
de frisse adem van de heldere nacht in mijn gezicht,
door miljarden sterren twinkelend als kleine vonkjes
en door Venus rustig en helder verlicht.
Ik keek omhoog voorbij de sterren,
vloog terug in de tijd naar waar het eens begon
toen de oerknal onze dimensie binnenging,
vanuit die ene ondeelbare punt als bron.
Waar de tijd begon in de allereerste seconde
en de ruimte expandeerde sneller dan het licht,
en pure energie in het kosmisch inferno
transformeerde en tot waterstof werd verdicht.
In die immense ruimte waar grenzen vluchten
en waar nu het sterrenlicht van triljoenen zonnen
het universum versiert, zweeft een blauwe planeet
waar het leven in een stille kreek eens is begonnen.
En miljarden jaren later staat daar nu een mens,
een oude man aan het raam vol van vragen,
is voorbij onze tijd dan een wereld met negatieve tijd,
waar het alleen vroeger wordt met virtuele dagen?