Als bliksem aan de hemel
op de duisterste aller nachten,
stond haar silhouet gebeiteld in de rook,
en versteende hij toen ze lachte.
Als een onschuldig bergbeekje
door een ontluikende vallei,
kabbelde haar stem door zijn geest,
verdronken was hij.
Als zonlicht door het bladerdak
op een mistige morgen,
dansten haar haren over zijn borst,
van buiten weggeborgen.