Uit de manke jager45
Nooit meer weg
Er was niemand
meer, zij waren weg.
Waren ze weg naar nooit
meer terug?
Hij speelde, zijn jeugd
was daar. Zijn eerste schildpad!
Wij liepen de vogels achterna,
zij scheten in onze nek!
Hij zag het nog eens
allemaal terug. Herinneringen,
die hij vroeger nooit had gehad.
Tot hij de verbanden zag!
Nu, zag hij tot in
het verleden van het
leven. Vroeger zag hij
alleen het gebeuren.
Pas gebeurd en al
vergeten. Enkel de ouden
konden blijven spreken. Zij
bleven nog weten.
En spraken van
dingen die niemand ge-
loofde. Ha ha ha, door de
ouderdom, zei men dan.
Want z'n gelaat
toonde ons meer plooien.
's Avonds dicht bij elkaar ge-
kropen, vertelden ze dan.
Ze konden zo hard
niet meer lopen, dus
brachten wij hen wat. Hun
verhalen deden ons dromen.
Zij zouden nooit
luisteren naar het fluisteren,
dat beloofde dat men niet
meer weg zou gaan.
Nooit meer weg, om
niet meer terug te komen.
Er altijd zijn, het je voor-
stellen was onmogelijk.
Maar geleidelijk aan begonnen er
dingen te ontstaan, die hen enkel nog
maar bekoorden.