Uit de manke jager30
Tussen lichaam en geest
Verbonden met de
majesteit, met besef, en al
het goeds was voor hem alleen.
Maar dat iets was er niet.
Dat iets in hem waar-
naar hij hunkerde, dat hem,
niet alleen, lichamelijk treiterde.
Zij bleef hem verleiden.
Geestelijk aanwezig,
bleef zijn zielelijke wederhelft
hem naar een lichamelijke
werkelijkheid verlangen.
De geest en de
lichamelijkheid, waartussen
de ziel evolueert. De ziel
die leven brengt.
Onze arme ziel die
te verleiden is, maar haar
emoties in de hand moet
houden. Erboven blijven.
Erboven blijvend zou
ze zelfs op het water kunnen
lopen! En bergen verzetten als
waren het molshopen.
Soms denkt zij geest
te zijn, soms lichaam. Zij
heeft geleidelijk de geest daar-
gelaten en de ziel vergeten.
Volledig voor het
lichaam gekozen, zich ermee
vereenzelvigd, de ziel laten
denken lichaam te zijn.
Maar, o wee, het
lichaam stierf en rotte weg
tussen de bomen. Wij, onze
zielen, stierven mee.
Wij leefden in het
lichaam maar waren het niet,
wij waren de uitvoerders
van de geest.
De ziel, dat wat evolueerde op het
verticale en het horizontale.