Vorst verlet de grond
heerst in koude luchtkastelen
guurt zijn macht tot ijzig strelen
in een laag verstild genot
de regen knispert wit gevroren
het spoor begint
en loopt tot mij
ik kan de afdruk
dieper horen
mijn schaduw laat
wat randen vrij
zacht vervaag ik
in mijn stappen
alles lost
zichzelf op
het einder gloort
tot jong ontwaken
ik bloem het leven
in haar knop