Hij verzocht het diepste der wateren daagde versterven uit, bij nacht lonkt het ruisen, strelen ze zilt langs ingetogen adem weelderig wierige haren, verlokkend de gezangen. Alleen hij kan horen hoe zij verlangen als was hij ooit op zee gebleven drijven ze zacht door zijn leven en vindt in een zoete verstrengeling bevangen en als herboren valt hij langzamer, onontkoombaar in hun ijlen dromerig bekoren