Lopend, in de regen,
Loop je voor mij, alleen
Huilend, ik en jij,
Omdat er niks anders is,
Die onze tranen weghalen, behalve de regen
Ik zie mannen naast je lopen, je troosten,
Dynamisch, met de enige constante,
De afstand van mij naar jou
Oh liefste, hoe graag wil ik jouw tranen drogen,
Vasthouden, tot de zon schijnt
Alle regen die op jou valt, voor jou opvangen
Maar de constante blijft, de afstand
Door geloof en cultuur
Maar hoe kan ik dan van je houden?
Ik zie je gezicht, stralend, als een engel,
Met een zwarte lok, voor je bruine ogen, die zachtjes sluiten
En je tanden, wit, zo mooi als een witte duif, die vrede brengt in mijn ziel
Maar de regen blijft, en de afstand, en het enige wat ik zie,
Is hoe jouw schoonheid mijn hart laat bloeden,
Oh, maar ga nooit weg, en laat mijn hart bloeden,
Want de bloed die vloeit, is de inkt voor mijn poëzie