Te gehaast kwam hij naar binnen,
een man van hoge rang en stand.
Hij was behoorlijk buiten zinnen,
ik vroeg wat is er aan de hand.
Mijn leven zal niet lang meer duren,
voor God in ’t leven weinig tijd.
Ik denk nu aan mijn laatste uren,
‘k ben mijn laatste houvast kwijt.
Hij vroeg of ik een bijbel had,
pak die van mij maar van de kast,
Ooit had hij er wel een gehad,
hield het boekwerk als een anker vast.
Na maanden zag ik hem toen weer,
ik wist, dit was de laatste keer.
Naar God zei hij was dit mijn brug,
en gaf mijn bijbel met een knipoog terug.
( herhaald gedicht ivm abusievelijk gewist)