Bij het vallen van de bladeren
ontwaar ik het najaarskleurenspel
in het rond.
De aarde geurt heel anders.
Muffe lucht stijgt op van de grond.
Bij mijn zuchten van verlangen
ontsnapt mij een gevoel dat ik besta.
Toch is de herfst een beetje sterven.
En doet mij denken aan het leven hierna.
Bij het verdriet om een afscheid
voel ik rouw om een voorbije tijding.
Mijn rouw nu kwijt te raken
overstemt het zomerfeest als een bevrijding.
Met nieuwe moed
geniet ik van de herfsttinten;
en verwelkom ik de herfst met een blijde gloed
om de sprankeling van zijn andere tijding,
die langzaam voortkruipt in mijn bloed.