´s Avonds bijt ik in het stokbrood
afgebakken op de markt in Hasselt
weggedoken achter Leonard Nolens´
Derwisj, want tegenover mij een meisje
vlechtsjeshaar met lapis lazuli blauw
mobiel in haar hand en oordopjes in
Twee rijen verderop legt een dame
omstandig uit van het Palestijns
Probleem, het grootste is Jeruzalem
haar stem breekt door de barrière
van achtergrondgeluid, het meisje kijkt
hoe ik achter mijn boek bezwijk
Haar mobiel gaat af in haar hand
al mijn dromen slaat zij antwoordend paf
de schepping is een vreemd soort iets
tehuis voor eigenaardige kostgangers
Jij noemt de uren zonder mij tussentijd
van onderweg, afscheid en tot ziens