"Een boterhammetje aub Mevrouw God zal 't u lonen" Hij was er weer, Onze bedelaar Van tijd tot tijd dook hij op. O ja, hij wist de plaatsen Waar wat reuzel op de boterham was En ook waar hij een pijpje tabak kon versieren. Een borreltje ging er vlot in En op zijn bedelronde had hij vaste slaapplaatjes in 't hooi en stro of warm tussen de beesten in een stal. Onze bedelaar is reeds lang dood, Is een herinnering slechts een vluchtig beeld Gegrift in ons verleden. Maar ook vandaag snakken ze, De vluchtelingen en daklozen, Naar dat beetje warmte Dat onze bedelaar te beurt viel. Helaas zijn de meeste deuren vergrendeld En een warme stal onvindbaar. "De fout van de politiek" zo roept de goegemeente. Maar kunnen we nu niet even stilstaan Bij die "Oude Tijd"? Die tijd was niet zo goed en rijk Maar er was mededogen En waar nodig was er de stille hulp aan Onze Bedelaar.