Al honderd jaar
Stond jij daar
Weergaloos onder de zon
Je kwam terrecht
Bij het beekje
Als eikel toen nog jong
Gehard door vele winters
Gegroeit in vele lentes
In voorspoed en kwade tijden
Waakzaam en met grote ogen
Kijk je naar je vele kinderen
En zie je hun lange lijden
Hun stemmen, ze zijn voorgoed verstomd
Ze bouwen straten en hotels
Op uw heilige grond