Zacht trillend hoort hij haar stem,
nog feller gaat hij stralen,
de vonken spatten in het rond,
tot hij in zee gaat dalen.
En 't water waarin hij zich stort
maakt grote, wijde kringen,
een jongeman verrijst, om wie
de golven zich verdringen.
Alsof hij 'n drempel overschrijdt
glijdt hij zonder bezinnen,
met een handgebaar van "is het oke als ik?"
door 't raam bij jou naar binnen.
donker bruin van haar, licht gekleurd door de zon,
doorschijnend, onbewogen,
lijkt hij, mooi en vertrouwd vreemd bij jou op zijn gemak,
met fonkelende ogen.
'K verlaat mijn sfeer wijl jij me roept,
en moeizaam kom ik nader;
jij bent als een wijde zee,
de hemel waar ik mij bevond in jou weerspiegeling.
Om naar je kamer toe te gaan
en dicht bij jou te wezen,
ben 'k uit de hemel neergedaald
om jou uit de zee te verrijzen.