Speuren.
Vanmorgen speurend
naar de lente
de zon die schijnt, de kou verschraalt
wat speenkruidbloemen
gaan geel open
uit zon de eerste krachten haalt.
De tjifftjaff zingt
zijn prille tonen
uit Afrika net teruggekeerd
het fluitekruid
trekt nu de grond uit
heeft zich dus danig al geweerd.
Wat koeten slepen
materiaal aan
voor ’t nest dat nu op orde moet
de grauwe ganzen
jagend schreeuwend
want ’t voorjaar zit hen in het bloed.
De gele bloemen
van klein hoefblad
sieren veelal nog kale grond
de madelief boort
zich vol ijver
tussen het gras uit wit en rond.
De bonte specht
roffelt om aandacht
ook hij hunkert naar lief en kroost
de groene lacht
met gelijk bedoelen
zoeken de vrouw voor liefdestroost.
De bomen willen
nog niet groenen
vandaag nog grauw , morgen misschien
de groene waas
zal spoedig lonken
dan zullen wij echt lente zien.
th.