Beren paaien een beer wou mij bijten misschien wel uiteen rijten ik stond stokstijf ten lande hij trok mijn ransel uit mijn handen ik trilde tot in mijn benen het schaamrood op mijn schenen bijna was ik dood gelukkig had ik brood die nacht kon ik slaap niet vatten ik schrok reeds van de roep van katten uiteindelijk viel ik in slaap na vijf tot tien keren gaap nu ga ik nog naar hetzelfde land draag altijd een broodzak in de hand telkens ik een beer zie geef ik de zak ’s morgens staan er tien onder het afdak ela