Zij bedekt haar staart in hurkzit bij de beek
haar gedachten lossen op, kabbelen mee
Wellicht via de Rijn naar de nog verre zee
om terug te komen als witte vlokken sneeuw
Boven haar zingt een pimpelmees een lied
voorvoelt nog vroege lente en verdriet
van tijd gaat voort zoals het water vliedt
toch het afscheid nemen went maar niet