Ze dronk 't heiige in, bomen
mei, vlinders dansten door
dauw bezegeld, ontsloten
de kerkklokken luiden
huilen licht tranendroog
woelig aardegeweten, staren
dit nevelig wolken overvaren
ongekend, verstrijkt hoog
rust lavendel in december
droomkind van de nebula
hoop vaart brug en regenboog
het ijs gepriemd, gebroken
blijft verwonderd van haar grootte