ik liep in je passen, klopte
mijn hart in je lichaam
er stond een huis tegen
de leegte van de straat
we dronken uit onze stad
sliepen in ochtendnevel
groeven een tuin in
het dorpsplantsoen. Nu
weerklinkt ons kabaal als
sterrenstof met ruis
dempen grachten hun
achterstallig water
terwijl de getelde dagen
het verleden uitdijen