Met negen levens voor de boeg,
En alles kan en mag,
Ging de kater er op uit,
En het eerste wat hij zag.
Was een grote appelboom,
Hij klom naar boven en dacht: Wacht!,
Och als ik er uit val,
Heb ik er toch nog acht.
Hij viel naar beneden,
En verspeelde een leven,
Stuiterde nog een keer,
Toen had hij er nog zeven.
Maar ondanks alles,
Leered hij niets van deze wijze les,
En had er binnen de kortste keren,
Nog maar zes.
Hij knalde tegen een auto,
En natuurlijk staat buiten kijf,
Nu moest hij beginnen,
Aan leven nummer vijf.
Maar het verhaal,
Stopt echt niet hier,
Hij viel van een muur,
En begon aan nummer vier.
Maar leren er van, nee hoor,
Want zie,
Hij is nu bezig,
Aan leven nummer drie.
En tijdens,
Zijn tweede leven,
Kwam hij een poesje tegen,
Waar hij zijn leven voor wilde geven.
Met nog maar een leven over,
En het poesje aan zijn zij,
Vroeg hij aan haar,
Blijf jij je hele leven bij mij?