Het gesprek dat we voerden,
zindert nog steeds door mijn hoofd.
De woorden die je sprak,
geven me nog meer twijfels
over de toekomst van onze vriendschap.
Je zei me dat ik
geen tijd maak voor jou.
Maar je telt niet de uren
wanneer ik voor jou er was
als een trouwe butler.
Je noemt de dingen op
dat je voor me doet.
En vergeet te zeggen,
wat ik voor je heb gedaan
als wederdienst, mijn vriend.
Als ik je er op wijs,
op deze grote fout.
Klinkt je antwoord,
als een mes in mijn hart,
'Dat deed je niet voor mij, maar voor jezelf.'
Ik zet me nu aan de goktafel.
En neem de kaarten ter hand.
Die de gever me deelde in ons lot.
De inzet is enorm, alles of niets.
Namelijk onze vriendschap.
Durf je het aan mijn vriend?
Om de tegenspeler te zijn?
Met de zelfde inzet als ik?
Alles of niets?
Namelijk onze vriendschap?