Langzaam trekt de nevel op
die zich om ‘t glooiend landschap spreidt.
Verloren dorpjes schuilen in de heuvelplooien:
vaalgele gevels wakend onder de verweerde torens
die naar de hemel wijzen waarin groepjes berkebomen
verhalen schrijven van weleer.
In de verte kronen wouden het Boheemse land,
gevat in groen fluweel gehulde dalen
waarboven een ijle morgenlucht zich spant.
Het heden lijkt hier stil te staan,
de adem van de tijd kust vol schroom dit land:
’t Gekletter van de wapens
verstoorde menigmaal het freel geluid
van zeis en ploeg die toen het land beroerden.
Ik sluit de ogen en geniet –
ook al is dit land het mijne niet –
toch lijkt een stuk van mij
hier thuis te komen.
rob