Elke ochtend zwem je de baai over
op je rug strand je
in het mulle zand,
uitgeput, je ogen gefixeerd
op zwarte wiegende silhouetten
van ruisende palmen.
Enkel ademhalen doet geen pijn,
halfdiep en rustig beweegt je borst
met de geluiden van de zee.
Zandkorreltjes vliegen licht tintelend
tegen je drogende huid, niet met zo een kille wind, maar
heerlijk warm.
Op je oogleden spelen zich imaginaire verhalen af
op een door de zon rood gekleurde achtergrond.
Je hebt de kracht niet meer om te bewegen,
en al had je die wel, niets, helemaal
niets kan je overtuigen om
ook maar een vinger
te verroeren.